Vragen en antwoorden
Het planningsproces van het gewestelijk RUP Ventilus bevindt zich in de beginfase. In 2019 was er een publieke raadpleging over de startnota. Na de publieke raadpleging wordt in deze procedure normaal gezien een scopingnota uitgewerkt met uitleg over de te onderzoeken alternatieven en het voorgenomen MER-onderzoek. Tijdens de publieke raadpleging werden evenwel ruim 4.000 inspraakreacties ingediend en nadien bleven nog te veel vragen onbeantwoord. Hierdoor kon de scopingnota niet goedgekeurd worden.
In oktober 2020 dienden de verenigde burgerplatformen een verzoekschrift met bijkomende vragen in bij het Vlaams parlement. Minister van Omgeving Zuhal Demir stelde in mei 2021 intendant Guy Vloebergh aan om heldere antwoorden te formuleren op alle openstaande vragen. Daarom besliste ze ook om het planproces tijdelijk on hold te zetten tot de intendant zijn opdracht heeft voltooid. Hij heeft hiervoor tot eind november 2021 tijd.
De intendant formuleert daarna een advies aan de Vlaamse Regering over de manier waarop het project kan verdergezet worden en onder welke vorm dit best gebeurt.
Het verdere MER-onderzoek gebeurt op een geïntegreerde manier. Een maatschappelijke kosten-batenanalyse maakt hiervan deel uit.
In 2019 werd een publieke raadpleging georganiseerd over de startnota van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) Ventilus. Op dat moment moest het onderzoek nog volledig starten en konden geen concrete vragen beantwoord worden over het tracé, de technologie, de effecten op gezondheid, landschap, landbouw, het aantal geïmpacteerden, enz.
Uit de vragen bleek wel een gebrek aan informatie. Burgers of instanties die in 2019 een inspraakreactie, vragen of nota’s indienden tijdens de publieke raadpleging hoeven dit nu echter niet opnieuw te doen. De intendant ontving deze informatie geanonimiseerd, dat wil zeggen zonder vermelding van naam of contactgegevens van de indieners. Zo is hij meteen op de hoogte van alle thema’s en bezorgdheden die tijdens zijn opdracht aan bod moeten komen.
Tijdens de publieke raadpleging of het openbaar onderzoek van een GRUP is het niet gebruikelijk dat indieners een persoonlijke reactie ontvangen. De inspraakreacties worden wel verwerkt in een thematische antwoordennota die deel uitmaakt van de scopingnota en bij de mogelijke doorstart van het gewestelijk RUP – dus na afronden van de opdracht van de intendant – openbaar gemaakt wordt. Uiteraard zal dit afhangen van de beslissingen die de Vlaamse regering neemt op basis van het advies van de intendant.
De intendant heeft de bevoegdheid om – op basis van alle informatie die hij tijdens de uitoefening van zijn mandaat verzamelt – een advies uit te brengen aan de Vlaamse Regering hoe en met welke modaliteiten het planningsproces voor de realisatie van het Ventilus-project kan heropgestart worden.
De aangestelde intendant is een ervaren ruimtelijk planner, met veel expertise in complexe planningsprocessen waarbij het creëren van een draagvlak belangrijk is. Uiteraard is ook het Ventilusproject een complexe aangelegenheid met diverse inhoudelijke aspecten. Hiertoe kan de intendant zich laten bijstaan door andere experten met een specifieke ervaring op het vlak van energie, gezondheid, juridische aspecten en communicatie. Zijn vakgebied ruimtelijke planning is bij uitstek dé expertise waarin ‘het geïntegreerde’, ‘de samenhang’ en ‘de synthese’ aan bod komen. Ook het participatieve element is nauw verbonden met een moderne aanpak in de ruimtelijke planning.
De intendant treedt in dialoog met alle betrokken actoren, zijnde de lokale besturen, de middenveldorganisaties (landbouw, natuur, economie), de burgerplatformen, het departement Omgeving en andere administraties van de Vlaamse overheid en met Elia.
De opdrachtomschrijving van de intendant omvat ‘het terug op de rails krijgen van het Ventilus-project’ en ‘het bemiddelen om te komen tot een voorkeurstracé’.
Het advies van de intendant is niet bindend, het is en blijft een advies. De beslissingsbevoegdheid ligt bij de Vlaamse Regering.
Deze waarde werd bepaald op basis van erg veel onderzoek dat in de afgelopen jaren werd uitgevoerd naar de mogelijke gezondheidseffecten. Daarbij werd bij bevolkingsonderzoeken een statistisch verband gevonden tussen wonen in de buurt van hoogspanningslijnen en het meer voorkomen van kinderleukemie. Het gaat om een statistisch verband, dat wil niet zeggen dat magnetische velden de oorzaak zijn van het meer voorkomen van leukemie (dan is het een oorzakelijk of causaal verband). De drempel die algemeen wordt aangenomen voor dit statistisch verband is gelijk aan 0.4 µT jaargemiddelde blootstelling. Jaargemiddelde blootstelling wil zeggen dat gedurende minstens één jaar er dagelijks een hogere gemiddelde blootstelling is dan 0.4µT.
Er kunnen gratis metingen aangevraagd worden bij Elia, de beheerder van het hoogspanningsnet. Ook sommige onderzoeksinstellingen kunnen metingen uitvoeren van de magnetische velden (niet gratis). De Vlaamse overheid ontwikkelde in samenwerking met IMEC (KULeuven) een rekenmodel dat de jaargemiddelde blootstelling voor hoogspanningstrajecten kan berekenen. Dat model wordt o.a. gebruikt om de blootstelling voor en na aanpassingen aan lijnen te berekenen. Op dit moment wordt gewerkt aan het beter beschikbaar maken van de stralingswaarde en de jaargemiddelde stroomdoorvoer die nodig is om de jaargemiddelde blootstelling te berekenen. Hiervoor worden momenteel onderzoeksprojecten opgestart.
De streefwaarde van 0.4 µT is echter geen stralingsnorm in Vlaanderen. Als voorzorg wordt deze waarde wel gebruikt als aanbeveling. Uitgangspunt is zoveel mogelijk vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waar er langdurige blootstelling is aan meer dan 0,4 µT. In de praktijk wil dit zeggen dat er bij de vergelijking van mogelijke nieuwe trajecten rekening wordt gehouden met overspanningen van woningen, gebouwen en onbebouwde woonpercelen. Het volledig vermijden van overspanningen en woningen binnen 0,4 µT-contouren is in een Vlaamse context onmogelijk gezien de verspreide en dichte bebouwing.
Er is een verschil tussen een gemeten waarde op één moment en de jaargemiddelde waarde; alleen als u woont in een gebied waar de jaargemiddelde waarde hoger is dan 0,4µT bestaat er een statistisch verband met kinderleukemie (voor kinderen jonger dan 15 jaar) en niet met andere aandoeningen. Een statistisch verband wil niet zeggen dat magnetische velden de oorzaak zijn van het meer voorkomen van leukemie (dan is het een oorzakelijk verband).
De waarde van 0.4 µT is echter geen stralingsnorm in Vlaanderen. Als voorzorg wordt deze waarde wel gebruikt als aanbeveling. Uitgangspunt is zoveel mogelijk vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waar er langdurige blootstelling is aan meer dan 0,4 µT. In de praktijk wil dit zeggen dat er bij de vergelijking van mogelijke nieuwe trajecten rekening wordt gehouden met overspanningen van woningen, gebouwen en onbebouwde woonpercelen. Het volledig vermijden van overspanningen en woningen binnen 0,4 µT-contouren is in een Vlaamse context onmogelijk gezien de verspreide en dichte bebouwing.
Wat er concreet met de hoogspanningslijn waar u woont in de toekomst gaat gebeuren kan ik momenteel nog niet zeggen. Ik streef ernaar om mijn werkzaamheden spoedig af te ronden waarna de Vlaamse regering hopelijk snel een beslissing neemt in de discussie over de aanleg van ondergrondse en/of bovengrondse hoogspanningslijnen. Daarna kan het planningsproces verder gevoerd worden en zal er hopelijk spoedig duidelijkheid komen over de tracés voor Ventilus.
Het is weinig waarschijnlijk dat bestaande hoogspanningslijnen boven dicht bebouwde gebieden worden verzwaard van 150 kV naar 380 kV, al werden hierover nog geen beslissingen genomen. Het is mogelijk dat bij de bouw van Ventilus als hoogspanningslijn op 380 kV ook andere, bestaande hoogspanningslijnen van 150kV in de buurt ondergronds worden gebracht, wat positieve effecten zou genereren. Maar ook daarover is nog niets beslist.
De hoogspanningslijnen die in Duitsland ondergronds worden gebouwd, zijn niet vergelijkbaar met de lijnen van het Ventilus-project. Binnen mijn opdracht wordt dit verder verduidelijkt in het onderzoeksrapport van prof. Dirk Van Hertem.
De keuze van het tracé maakt deel uit van het onderzoek dat nog moet starten. In het GRUP Ventilus worden de verschillende weerhouden alternatieven onderzocht op hun effecten. Op basis daarvan wordt het beste alternatief gekozen.
Het is nu nog niet duidelijk of de intendant zelf zal landen met een voorkeursalternatief.
Momenteel is nog geen keuze gemaakt voor het tracé van de Ventilus-hoogspanningsleiding. Het onderzoek en de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP) dat hierover uitsluitsel moet geven, staan tijdelijk ‘on hold’ wegens onenigheid tussen de actoren.
In de opdracht van de intendant speelt de kostprijs van alternatieven geen rol. Alle alternatieven die burgerplatformen naar voor schuiven, worden mee onderzocht ongeacht de kostprijs. Het wegschrijven (= niet weerhouden) van alternatieven gebeurt alleen om technologische redenen, niet wegens de kostprijs.
Ventilus speelt in op drie noden:
– Het vermogen uit offshore wind (nu +/- 2 GW, tegen 2030 +/- 5.8GW) connecteren met het binnenland
– De verbinding maken van het Verenigd Koninkrijk met België (nu 1 GW, tegen 2030 2.4 GW)
– Het West-Vlaamse netwerk beschermen tegen plotse uitval bij een zwaar incident.
Verder moet ook de toekomstige integratie van hernieuwbare energie en andere gebruikers gefaciliteerd worden. Het verbruik in West-Vlaanderen zelf is dus niet meteen een drijfveer voor de Ventilus-verbinding, maar de versterkingen zijn wel degelijk nodig.
Fluvius is de distributienetwerk beheerder. Het antwoord van Fluvius geeft aan dat het elektriciteitsnet in de straat niet gevoelig uitgebreid moet worden om elektrische voertuigen te integreren. Op zich heeft dat geen directe invloed op de noodzaken van Ventilus.
Om het op een simplistische manier te vergelijken kan je het energiesysteem met weginfrastructuur vergelijken. Fluvius geeft in aan dat er geen versterkingen nodig zijn in het lokale net (wegen in het dorp), terwijl Elia aangeeft dat een nieuwe snelweg nodig is (voor een groot deel voor ‘doorgaand verkeer’).
De mogelijke impact van de recente aankondiging van het hoger vermogen van de 2de offshore zone, de studie over de aansluiting van 18 gigaWatt (GW) aan offshore windparken en de informatie over een nieuwe kabel naar Denemarken roepen vragen op bij alle lokale actoren. De intendant heeft aangegeven dat deze nieuwe informatie nauwkeuring moet in beeld gebracht en toegelicht worden, zodat gedragen conclusies kunnen uitgewerkt worden in plaats van -zoals oorspronkelijk gepland op 30 november 2021- een onvolledig eindrapport op te leveren.
De opdracht van de Intendant werd om die redenen op 27 november 2021 door de Vlaamse Regering verlengd met een periode van maximaal 3 maanden. Het eindrapport van de intendant moet bijgevolg uiterlijk op 28 februari 2022 worden ingediend.
Lees ook de veelgestelde vragen op de gemeenschappelijke informatiewebsite van Elia en het Departement Omgeving
Of contacteer de intendant via het contactformulier op deze website